Een speurtocht maken wil zeggen: iemand of iets zoeken door zijn sporen te volgen. Dit boek is een echte speurtocht, een speurtocht naar het leven van de mensen die duizenden jaren geleden leefden. En dat gebeurt met behulp van de sporen die zij hebben nagelaten. Die sporen liggen nu eens midden in het oerwoud, dan weer onder het woestijnzand aan de Nijl. Zij liggen in geheimzinnige donkere grotten en onder heuvels, onder de as van een vulkaan en diep in een oude Mexicaanse bron. Zij zijn stille getuigen van het leven van prachtlievende farao's en de primitieve holbewoners, van het raadselachtige Mayavolk en de onmetelijk rijke Inca's, van de hoogstbeschaafde oude Grieken en de machtige Romeinen. Het boek vertelt van de mensen die deze eeuwenoude sporen hebben ontdekt; van hun moed en hun doorzettingsvermogen, ook al werden zij door iedereen uitgelachen en gedwarsboomd. Maar het vertelt ook van hun trots en het diepe gevoel van blijdschap dat zij ondervonden, als zij stuitten op een voorwerp dat duizenden jaren geleden door mensenhanden was gemaakt. Zo kun je in dit boek lezen hoe het roemrijke Troje werd ontdekt, hoe men de gouden grafkamer van farao Toeth-Ank-Amon vond en de prachtige koningssteden van de Inca's, en ook hoe de Romeinse stad Pompeii uitgegraven werd en het Griekse Olympia (van de Olympische Spelen). Een speurtocht heeft altijd iets avontuurlijks, iets fascinerends. Zo is het ook met dit boek:de verhalen over de oeroude volkeren en de sporen die zij nalieten, zullen je tot de laatste minuut boeien.