Dit boek vertelt over de vriendschap tussen een veertienjarige jongen en een jonge wolf. John Murray bevrijdt in het vroege voorjaar in het Canadese woud een jonge wolf uit een klem en noemt hem 'Grijze Lans'. Hij meent dat hij een politiehond gevonden heeft, maar het valt hem op dat het dier zo schuw is. Toch weet hij het vertrouwen van het uitgehongerde dier te winnen door goed ervoor te zorgen. Wanneer hij naar huis terugkeert, slaagt hij er echter niet in, het uit het woud mee te krijgen. Maar 's  zomer, als John met zijn ouders, zijn zusje en het hondje Jitters op dezelfde plek gaat kamperen, zwerft Lans om het kamp, aangetrokken door John, maar bang voor de andere mensen. Bij een kanotocht over het meer tijdens een storm, redt het waakzame dier op zijn beurt Johns leven. Lans verliest nu zijn schuwheid voor de andere kampbewoners en wordt door John zorgvuldig getraind tot een goede politiehond, waarbij Jitters ook een belangrijk aandeel heeft. Aan het eind van de zomer gaat Lans mee naar huis, maar dat is nog niet het einde van alle avonturen. Er komen er nog veel meer en het is heerlijk om ze te lezen, urenlang.