In de vorige boeken van Daan Zonderland was een kleine man, Jeroen, de held van het verhaal. Maar deze keer is het een heel grote, een professor. Hij is lang en mager en verschrikkelijk geleerd, heeft een puntbaardje en neemt zijn hoed af, wanneer je op straat 'dag...professor Zegellak' tegen hem zegt. Dat is erg gemakkelijk, want dan weet je in de eerste plaats dat je de goeie voor je hebt en in de tweede plaats hoe hij heet. Nog even over de geleerdheid van professor Zegellak. Die is enorm. Hij doet de hele dag niets anders dan uitvinden. Hij maakt kunstbenen uit aardappelschillen, bontmantels van bessensap en pantoffels van ongekookt griesmeel. Nu is professor Zegellak een heel andere man dan de meeste professoren hier in Nederland. Die blijven over het algemeen thuis om te studeren en als ze eens op reis gaan doen ze dat met een vliegmachine, waarin niets bijzonders gebeurt. Maar professor Zegellak heeft een heel avontuurlijk leven, veel avontuurlijker dan het leven van een zeekapitein, een vlieger en een ontdekkingsreiziger samen. Dit is iets heel bijzonders voor een professor en daarom is dit boek ook zo bijzonder spannend en leuk, dat je het zeker helemaal moet lezen.