Op de dag dat Kitty van school gaat, zal haar leven veranderen. Dat voelt zij! Want op die dag zal haar 'laatste contact met de beschaving',  zoals ze het zelf noemt, verbroken worden. Kitty woont namelijk in een straat die gerust een achterbuurt genoemd mag worden, en dit drukt een stempel op haar hele bestaan. Zij denkt dat iedereen aan haar ziet dat ze uit die straat komt en haar daarom minacht. Vooral Dean, de held van haar dromen en een rijkeluiszoontje, zal dat wel zo voelen, denkt ze, en daarom zal hij wel buiten haar bereik zijn. Kitty wil uit de straat weg. Ze wil zich opwerken en ze is bereid daar alles voor te doen. Geld verdienen lijkt haar de beste weg en daarom neemt ze het zwaarste maar bestbetaalde baantje dat ze kan krijgen. Wat is ze verbaasd als ze ontdekt dat Dean en een andere oude schoolvriend van haar hetzelfde werk doen. Naarmate Kitty deze twee jongens beter leert kennen, begint ze te beseffen dat geluk helemaal niet hand in hand hoeft te gaan met geld en een mooi huis in een dure straat. Door de jonge jeugdleider in de straat leert zij ook begrijpen dat zij niet op haar buurt moet neerkijken, maar dat ze haar eigen minderwaardigheidsgevoel moet overwinnen door de goede kanten van de straat te gaan waarderen. En als zij zo ver is, begrijpt zij opeens naar wie haar hart, dat zij al lang verloren heeft, eigenlijk uitgaat.