Moeten wij aan onze lezers nog Karl May voorstellen, die in dit boek onder de naam van Emir Kara Ben Nemsi met zijn trouwe metgezel Hadji Halef Omar door de hete woestijnen van Mesopotamië galoppeert, in gevecht met een smokkelaarsbende die het gebied tussen Tigris en Eufraat onveilig maakt? Zo ja...laten we het dan doen met de woorden van Karl May zelf, neergelegd in de mond van een der figuren uit dit verhaal: 'Deze vreemde man heet Emir Kara Ben Nemsi Effendi; hij stamt uit het grote, beroemde rijk Almanja, wiens Keizer de vriend van de Grote Heer is, en heeft zich over de armen, hulpelozen en behoeftigen steeds met opofferende liefde en goedheid erbarmd zonder er op te letten, dat zij niet van zijn geloof waren. Hij kent geen angst; hij vreest geen gevaar; hij ontvlucht geen vijand en zijn wijsheid is even groot als zijn kracht en zijn dapperheid. En deze zijn trouwe metgezel, die u hier naast hem ziet, wijkt nooit van zijn zijde en neemt deel aan al zijn daden. Zijn naam luid Hadji Halef Omar ben Hadji Aboel Abbas ibn Hadji Dawoed al Gossarah!'