Voordat Jack, de held van het verhaal, tegen het einde van de zeventiende eeuw de wijde wereld intrekt, heeft Grootje Besom, de oude zigeunerin die hem en zijn zusje tot haar dood verzorgde, hem in enkele geheimzinnige visioenen drie mensen laten zien die hij in de toekomst zal ontmoeten: een kapitein van een groot zeilschip, een man op een eenzaam koraaleiland, en een deftig heer die in de eetzaal van een groot landgoed een feestmaaltijd houdt. Voor de laatste zal Jack moeten oppassen, daar deze het op zijn leven gemunt heeft. Dezelfde avond waarop Jack deze toekomstbeelden zag, gaf Grootje hem opdracht na haar dood op een bepaalde plaats in het bos te gaan graven. Toen Jack dit deed vond hij een grote hoeveelheid merkwaardige goudstukken en een gouden medaillon. Het medaillon en enkele van de gouden munten -zeeroversgeld-  heeft Jack bij zich als hij wegvlucht van de hoeve van jonkheer Cloves, waar hij na Grootjes dood aan de plagerijen van de verwaande Richard Cloves blootstond. In Londen werpt het medaillon hem naar het dieptepunt van ellende, doch begint tevens de onafgebroken keten van beklemmende avonturen, die Jack tenslotte schakel voor schakel tot de ontdekking van zijn afkomst leidt.